Bessie Pease Gutmann, zij was een Amerikaanse artiest en illustrator, Bessie Collins was het meest bekend van haar schilderijen van jonge kinderen. Deze werden vaak op de baby kamer opgehangen. Begin 1900 stond ze beter bekend van de covers van 22 tijdschriften. tussen 1906 en 1920 schreef ze kinderboeken.
Loopstoeltje, Gefrei dit houten loopstoeltje dateert uit de jaren 50 en is nog voorzien van een oude tekening op het plankje.
Dit kermis horloge kreeg je en wat was je blij, gewoon een niet werkend horloge maar wat vonden we het prachtig en trots droegen we het om onze pols.
Een box is een meubelstuk, vaak van hout gemaakt, waarin een baby of peuter wordt geplaatst, zodat er geen gevaar bestaat dat ze zelf door het huis gaan rondkruipen, of dat huisdieren er bij kunnen komen.
Een box heeft vaak een vierkante vorm en bestaat uit een plat onderstuk omlijst door spijlen met een leuning erop. Eventueel kan er onder de box een lade zitten voor bijvoorbeeld speelgoed. De hoogte van het onderstuk kan meestal aangepast worden met behulp van klossen; kinderen van een paar maanden oud kunnen zich nog niet optrekken en liggen daarom vrij hoog ook veilig, terwijl de ouders ze dan makkelijker op kunnen pakken.
Sommige babyspeelgoed heeft bevestigingen zodat het aan de box vastgemaakt kan worden, hetzij boven het kind (een mobile) of naast het kind aan de spijlen.
Geschiedenis van de doopjurk
Het gebruik om een kindje te dopen in een witte doopjurk bestaat nog niet eens zo lang. Voor 1800 kon doopkleding allerlei kleuren hebben. In veel gevallen droeg de baby geen speciale kleding als het werd gedoopt. Dat veranderde in de daaropvolgende eeuwen. Ook mode ging daarbij een rol spelen.
Doopkleding voor 1800
Voor 1800 werden er voor de doop nog geen witte doopjurken gedragen. Er was wel doopkleding, maar dan in allerlei kleuren, rood, paars, blauw of zelfs zwart (bij de adel).
Dopen in alledaagse kleding was ook heel gewoon. Soms werd er nog wel een wit kleed omheen geslagen. Een enkele keer fungeerde de zogenaamde toonjurk als doopjurk. Dat was een jurk die de baby droeg als er kraamvisite kwam.
Doopkleding na 1800
Pas in de negentiende eeuw werd het mode het kind in een witte doopjurk te laten dopen. Witte doopkleding symboliseert de zuiverheid en onschuld van het gedoopte kind.
Deze symboliek is terug te voeren tot de begintijd van de doop, toen men bijna naakt werd ondergedompeld en daarna een doopkleed aan kreeg.
“Men was bekleed met Christus in een nieuw leven”.
(Bron infoNu.nl)
Doop-/Suikerdoosjes worden gegeven bij een geboorte. Dit is een oud gebruik wat stamt uit de Romeinse tijd. De amandelnootjes die ze erin deden, waren gedrenkt in honing. Deze nootjes stonden symbool voor vruchtbaarheid. Later werden deze vervangen door suikerbonen.
Vooral België een heel sterke doopsuikertraditie. En net zo belangrijk als het sturen van geboortekaartjes. De allereerste doopsuikerverpakkingen waren puntzakken, gevuld met een oneven aantal suikerbonen (dat bracht geluk). Later werd dat vervangen door doosjes in allerlei vormen en prachtig versierd. Je ziet veel blauwe doosjes voor jongens en roze voor meisjes.
In Nederland kende men als traditie om tijdens het wordt kraambezoek op beschuit met muisjes, te trakteren. Blauwe muisjes voor jongens en roze voor meisjes.
Het onstaan van de pop, deze waarschijnlijk te danken aan de vruchtbaarheids en offerbeeldjes.
De oude poppen (Egyptische grafvondsten rond 2000 v. Chr.) In Griekenland (ca. 500 v. Chr) werden ze gemaakt van terracotta en met beweegbare ledenmaten.
later werden ze gemaakt van hout, klei, ivoor, jade en been. Na de 16e eeuw werden poppen gemaakt van was, papier-maché, leer, textiel, celluloid en andere kunststoffen.
Vanaf ca. 1820 onstonden de eerste poppen van porselein met gemodelleerd haar.
Vanaf 1861 werden de koppen voorzien van een borstuk. Rond 1875 opgevolgd door een kop van biscuitporselein een losse kop die op de schouders kon draaien en hadden een schedeldak.
over een kapje werd de pruik van echt haar of angorawol geplakt.
De eerste bruikbare naaimachines die de experimenteerperiode achter de rug hadden dateren van 1840/1850. Waarschijnlijk ontstond spoedig daarna het eerste speelgoed machientje. Het waren zware gietijzeren exemplaren waar goed mee gestikt kon worden.
Veel van deze machientjes werden gemaakt in Duitsland. Onder de fabrikanten nam F.W Müller uit Berlijn een voorname plaats in.
Onze Berlijnse F.W Müller bracht zelf twintig modellen op de markt, helaas vergat hij zijn naam of merk.
Hoepel(en) werd in de oudheid gezien als een gezonde en sportieve bezigheid. De Romeinen hadden al een hoepel waarmee ze trainden voor de Olympische spelen.
De hoepel waarmee de Grieken hun wedstrijden hielden tijdens de Olympische spelen was van metaal. Er bestonden in de 16e eeuw ook hoepels van hout met spaken. In de spaken werden belletjes, houten kralen met blikjes gezet.
Hoepel op de open bare weg werd als gevaarlijk beschouwd, de paarden konden er van schrikken.
Een keur in 1845: loopen byder straeten mit hupen roepende “poortsy lantsy”.
Er werden wedstrijden gehouden en vaak om penningen en elke gewonnen penning werd op de hoepel gespijkerd.
Zo sprak Joost van den Vondel van een “rinckelende hoep”.